Reflexen

Om goed te functioneren, op zowel leer-, gedrags- als motorisch gebied, hebben we ons lijf en onze hersenen van voor naar achter, van onder tot boven en van links naar rechts nodig. Wanneer een deel niet voldoende mee doet heeft dat op den duur gevolgen op één, of meer, van deze gebieden. Ik heb het dan niet zozeer over minder functioneren na een herseninfarct of hersenbeschadiging na een ongeluk. Minder functioneren, kan ook juist komen doordat de hersendelen beperkt geprikkeld worden tijdens de ontwikkeling en groei van het jonge kind. Een kind heeft het nodig om uitgedaagd te worden in bewegen en alle zintuigen; zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Hoe veelzijdiger, verrassender en afwisselender, hoe meer delen van de hersenen geactiveerd worden.

Een pasgeboren baby vertoont een aantal baby reflexen. Ondanks het feit dat een baby op dat moment nog niks aangeleerd heeft, beschikt hij al over een reeks reflexen die er voor zorgen dat hij kan reageren op prikkels van buitenaf. Hierdoor is een baby ook instaat om bijvoorbeeld borstvoeding op te nemen. Die reflexen verdwijnen na verloop van tijd, maar zijn herkenbaar voor alle moeders. De baby reflexen zijn onder te verdelen in drie verschillende groepen

  • Primitieve reflexen: Dit zijn vlucht- en overlevingsreflexen die zich al in de baarmoeder ontwikkelen en van belang zijn om de eerste maanden te overleven. De reflexen hebben hun oorsprong in de hersenstam.
  • Transitionele reflexen: Deze komen uit de tussenhersenen en hebben te maken met het trotseren van de zwaartekracht. Ze ontstaan tussen de zesde en achtste maand na de geboorte en verdwijnen daarna weer.
  • Posturale reflexen: Deze komen ongeveer 10 maanden na de geboorte tevoorschijn en zijn afkomstig uit de hersenschors. Deze reflexen hebben te maken met staan, lopen, praten en dergelijke. Deze reflexen blijven de rest van het leven bestaan.

De primaire baby reflexen:

  • Zoekreflex: Bij zacht aanraken van de wang van de baby draait het kind zijn hoofd die kant op en doet hij zijn mond open. Dit stelt de baby in staat snel de tepel te vinden van de borst van zijn moeder.
  • Zuigreflex: Zodra de baby iets in zijn mond voelt, begint hij te zuigen, ongeacht of hij een vinger in zijn mond heeft, de zuigfles of de borst.
  • Grijpreflex: Als iemand een vinger in de handpalm van de baby legt, pakt hij deze onmiddellijk stevig beet. Door het met de twee handen te doen kan de baby uit liggende positie makkelijk rechtop getrokken worden. De voeten vertonen een gelijkaardige reflex.
  • Loopreflex: Als de baby rechtop gehouden wordt door hem onder zijn oksels vast te houden en men laat zijn voetjes zachtjes de vloer raken, dan trekt hij één been op, alsof hij een stap wil maken. Door het opgetrokken voetje de grond te laten raken, tilt de baby zijn andere voet op. Deze reflex verdwijnt al snel na de geboorte. Als de baby wat ouder wordt leert hij wel stappen, maar dit zijn geen reflexen meer, maar een aangeleerde beweging.
  • Schrikreflex: Bij een plotseling beweging (bijvoorbeeld als de baby bijna valt) doet de baby zijn armen wijd open en sluit ze daarna weer langzaam. Ook bij een hard geluid kan dit gebeuren. Als de baby daarbij erg geschrokken is, gaat hij huilen. Deze reflex is ook bij volwassen nog terug te vinden.
  • Asymmetrische Tonische Nekreflex: Vooroverbuigen van het hoofd levert ook buiging op van de armen en strekken van de benen, achterover buigen van het hoofd geeft strekken van de armen en buigen van de benen.

Bovengenoemde baby reflexen verdwijnen zo goed als allemaal in de eerste zes maanden. Daarna ontstaan er nieuwe reflexen die ze in de rest van hun leven gaan nodig hebben. Echter de slikreflex en de kokhalsreflex heeft een baby vanaf het begin en deze verdwijnen nooit (tenzij bij enkele uitzonderlijke situaties).